Koffieplanten groeien in landen met een tropisch of subtropisch klimaat. De ideale groeiomstandigheden zijn een gemiddelde temperatuur die ligt tussen de 17º en 23º C, veel neerslag en een vruchtbare bodem. De huidige ‘koffiegordel’ ligt in de zone rond de evenaar, tussen 23º noorderbreedte en 25º zuiderbreedte en bevat ongeveer 70 koffieproducerende landen. De grootste koffieproducent is Brazilië, dat ruim een kwart van de totale wereldproductie levert. 

Er zijn meer dan 60 verschillende soorten koffie, maar voor handelsdoeleinden voor koffieconsumptie zijn Arabica en Robusta bonen de belangrijkste. Vaak wordt een combinatie van deze bonensoorten gebruikt voor de koffiemelanges. Arabica geeft een rijk gearomatiseerde aromatische koffie met minder cafeïne dan Robusta, dat een meer bittere smaak heeft.

De kleur van Arabicabonen loopt uiteen van zacht olijfgroen tot blauwgroen. Afhankelijk van de plaats van herkomst en de bereidingswijze varieert de smaak van neutraal tot zeer aromatisch.  

Robustabonen zijn kleiner, ronder en bruiner dan Arabicabonen. De smaak is krachtig en pittig. De Robusta-teelt is relatief jong: vanaf begin 20e eeuw. Inmiddels is ongeveer een kwart van alle in de wereld verhandelde koffie Robusta.

Arabicalanden:
Brazilië (met een zachte neutrale smaak), Colombia, Mexico en de Centraal-Amerikaanse landen (veelal fris-zure, fruitige aroma’s), Kenia en overige Oost-Afrikaanse landen zoals Ethiopië, Rwanda, Burundi (met bloemige, rijp fruit aroma’s), maar ook uit India en Indonesië (deze hebben kruidige karakters).

Robustagebieden:
West-Afrika (Ivoorkust, Togo), Oost Afrika (Uganda en Tanzania), met een zacht en zoet karakter, Indonesië, India, Laos en Vietnam (een meer kruidig karakter), Brazilië (met donkere, bittere chocolade tonen).